Artikelen downloaden

De Artikelen

 

Artikel 1.  Het is een wetenschappelijk feit dat een nieuw mensenleven vanaf de conceptie begint.

 

Artikel 2.  Elk mensenleven is een continuum dat bij de conceptie begint en dat in stappen tot de dood verder gaat. De wetenschap geeft verschillende namen aan deze stappen, die zygote, blastocyste , embryo, foetus, boreling, kind, adolescent en volwassene omvatten. Dit verandert de wetenschappelijke consensus niet, die wil dat elke persoon in elke fase van zijn ontwikkeling een levend lid van de menselijke soort is.

 

Artikel 3.  Vanaf de conceptie is elk ongeboren kind van nature een menselijk wezen.

 

Artikel 4.  Alle menselijke wezens hebben als lid van de menselijke familie recht op de erkenning van hun intrinsieke waardigheid en op de bescherming van hun onvervreemdbare mensenrechten. Dit feit wordt in de universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het internationale Verdrag betreffende de burgerlijke en politieke rechten, maar ook in andere internationale documenten erkend.

 

Artikel 5.  Binnen het internationale recht bestaat geen enkel recht op abortus, zij het via conventionele verplichting of op grond van het gewone internationale recht. Geen enkel verdrag van de Verenigde Naties kan worden aangehaald dat een recht op abortus zou bepalen of erkennen.

 

Artikel 6.  Het Comité voor de afschaffing van de discriminatie ten opzichte van de vrouwen (CEDAW) en andere instanties die verdragen opvolgen, hebben de regeringen ertoe aangezet om hun wetten over abortus te wijzigen. Deze instanties hebben de verdragen waaraan zij onderworpen zijn, expliciet of impliciet zo geïnterpreteerd als zou er een recht op abortus bestaan.

 

De opvolgingsinstanties, die krachtens een verdrag worden gecreëerd, hebben geen enkel gezag, zij het krachtens de verdragen die ze volgens het algemene internationale recht hebben gecreëerd, om deze verdragen te interpreteren om nieuwe verplichtingen te creëren of om de kern van deze verdragen te wijzigen.

 

Bijgevolg handelt zo’n instantie die een verdrag interpreteert om er een recht op abortus in te sluiten buiten haar bevoegdheid en tegen haar mandaat in. Zulke handelingen ultra vires creëren dus geen enkele juridische verplichting voor Staten die aan het verdrag onderworpen zijn. Deze Staten zouden ze niet mogen aanvaarden als bijdrage tot de vorming van een nieuw internationaal gewoonterecht.

 

Artikel 7.  De beweringen van internationale agentschappen of vertegenwoordigers van niet-gouvernementele organisaties waaruit zou blijken dat de abortus een menselijk recht is, zijn vals en moeten verworpen worden.

 

Er bestaat geen enkele internationale juridische verplichting om toegang tot abortus te verlenen, op welk motief dan ook gebaseerd, ingezonderd maar niet daartoe beperkt: gezondheid, privé-leven of seksuele autonomie, of non-discriminatie.

 

Artikel 8.  Volgens de basisprincipes van de interpretatie van de verdragen in internationaal recht, in overeenstemming met de verplichtingen tot eerlijke geloofwaardigheiden het pacta sunt servanda (=‘afspraken moeten gerespecteerd worden’) en in het uitvoeren van hun verantwoordelijkheid om het leven van hun volk te verdedigen, kunnen en moeten de Staten zich beroepen op de beschikkingen van het verdrag die het recht op leven garanderen, met inbegrip van een verantwoordelijkheid van de Staat om het ongeboren kind te beschermen tegen abortus.

 

Artikel 9.  De regeringen en de burgers moeten zich ervan overtuigen dat de nationale wetten en de beleidsmaatregelen het fundamentele recht op leven, vanaf de conceptie beschermen. Zij moeten eveneens de druk verwerpen en veroordelen om wetten te laten goedkeuren die abortus legaliseren of straffeloos stellen.

 

De op de verdragen toezicht houdende instanties, de instanties en agenten van de Verenigde Naties, de regionale en nationale rechtbanken en anderen zouden moeten stoppen met hun impliciete of uitdrukkelijke bevestigingen van het bestaan van een recht op abortus die op het internationale recht zou zijn gebaseerd.

 

Wanneer dergelijke valse beweringen worden gedaan of wanneer druk wordt uitgeoefend, zouden de lidstaten vanwege de Verenigde Naties maatregelen moeten eisen.

 

Degenen die ontwikkelingshulp leveren zouden abortus niet mogen bevorderen of financieren. Zij zouden hulpverlening niet mogen koppelen aan de inwilliging van een recht op abortus door de begunstigden.

 

De internationale gezondheidszorg- en financieringprogramma’s die aan de moeders en de kinderen worden gewijd, zouden de goede gezondheid gedurende en na de zwangerschap moeten verzekeren, zowel voor de moeder als voor het kind en zouden de moeders moeten helpen om het nieuwe leven in alle omstandigheden te ontvangen.

 

 

Wij verdedigers van de mensenrechten en advocaten, universitair geschoolden, parlementsleden, diplomaten en deskundigen in medisch en internationaal beleid – bevestigen hiermee deze artikelen.

 

San José, Costa Rica

25 maart 2011

 

 

* De instellingen zijn enkel vermeld omwille van identificatiemogelijkheden.

 

De ondertekenaars